De Kort Van Schaik.



Een buitenissig pand, een gemiste kans


artikel gepubliceerd op Vers Beton op 19 april 2019
foto’s: Ossip van Duivenbode, stadsarchief Rotterdam

tekst: Robert-Jan de Kort


Zolang ik in Rotterdam woon kijk ik met plezier naar de hoek van de Mathenesserlaan en de Heemraadssingel. Hier staat een jaren ‘60 kantoorpand met strakke natuurstenen gevelbanden, glimmende aluminium raamkozijnen en een formaat dat met kop en schouders uitsteekt boven zijn deftige buurpanden.
Een gebouw waar op elk moment de gesoigneerde Don Draper (uit de tv-serie Madmen) uit naar buiten kan wandelen. Ik houd wel van dit soort architectonische buitenbeentjes die status quo van de buurt een beetje opschudden. Niet iedereen deelt mijn mening. Oerlelijk, verschrikkelijk, gedrocht en moloch zijn ook typeringen die beschouwers toepasselijk vinden. Wat het wankele imago van het gebouw geen goed deed was dat het de laatste jaren flink aftakelde. Het gebouw was door het Albeda College in gebruik als school en leek, met voor de deur hangende jongeren, meer en meer op een kraakpand.


Aards wonen


In 2017 werd het pand gekocht door ontwikkelaar VORM die het nu transformeert tot woongebouw met 51 luxe appartementen. Een goede zaak voor het verdichten van de stad. Maar de gekozen architectonische strategie naar ontwerp van Bos Hofman Architektenkombinatie doet mijn wenkbrauwen fronsen. Het volledige gebouw krijgt een facelift die poogt het gebouw beter aan te sluiten op zijn omgeving, die sinds 2014 is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Onder meer de aanwezigheid en herkenbaarheid van de hoogwaardige bebouwing van rond 1900 gaf de doorslag bij deze aanwijzing. Dat is het tijdperk om naar terug te keren, zal VORM gedacht hebben. Er wordt daarom afscheid genomen van de horizontaliteit: een typisch modernistisch element dat staat voor licht, lucht en wijds uitzicht. Hier komt een verticaal gelede gevel voor in de plaats, typisch voor klassieke gebouwen. Het gladde natuursteen wordt vervangen voor het aardse baksteen.
Inmiddels zijn de werkzaamheden in volle gang en wordt het gebouw in rap tempo ontmanteld. Mijn initiële reactie is dat hier iets waardevols verloren gaat. ‘Wonen in de Raedt’ prijkt er sinds een tijdje op de gevel. Refereert deze historisch ogende slogan naar een vergeten verleden? Stond hier ooit een raadhuis? De brochure van de Raedt biedt geen uitkomst. De naam is blijkbaar gewoon uit de hoge hoed van een marketingsbureau getoverd. Wel kom ik meer te weten over de oorsprong van de plek. Volgens de brochure stond hier ooit het gebouw van het Rotterdamsch Sanatorium. De Raedt wil dit verleden eren. De brochure stelt dat: ‘de ode aan het klassieke de Raedt uniek in zijn soort maakt’.


Rotterdamsch Sanatorium


Dit sanatorium maakt me nieuwsgierig. Wat was dit voor een gebouw en is het inderdaad een verleden om naar terug te keren? De archieven tonen aan dat er vanaf 1903, na aanleg van de Mathenesserlaan en de Heemraadssingel, een statig pand op deze plek stond. Het gebouw was ontworpen door de Rotterdamse architect Johannes Verheul Dzn. (1860 – 1948) en huisvestte het Rotterdamsch Sanatorium, een soort privékliniek. Het gebouw had zijn entree aan de Heemraadsingel en een achter een tuinmuur gelegen tuin aan de Mathenersserlaan. Verheul schuinde het gebouwvolume op de hoek af, waardoor de overhoekse gevels een front vormden richting Heemraadsbrug. Het NRC schreef na opening: “Dit sanatorium lacht met zijn gevel de bezoekers goedig en blijmoedig toe: daar zal ik wel weer beter worden, denkt de patiënt, die er wordt binnengebracht.”
Tijdens de oorlog wordt het pand door de Duitsers ingenomen als hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst, die als taak had om het verzet te bestrijden. In het pand werden gevangenen op gruwelijke wijze gemarteld en in de tuin zijn drie mensen doodgeschoten. Door de Engelsen is getracht het pand te bombarderen, maar het in 1943 uitgevoerde ‘precisiebombardement’ raakte alles behalve het kantoor. Het gebouw overleefde de oorlog, maar droeg wel de last van het verleden met zich mee. Van ‘goedig en blijmoedig’ was het gebouw het meest gehate pand in de omgeving geworden.


Moderne tijden


Het gebouw werd na de oorlog gebruikt door de Overzeese gas- en elektriciteitsmaatschappij (OGEM), dat in de jaren ‘60 een modern en groot hoofdkantoor wilde bouwen, passend bij het internationale speelveld van het bedrijf. Dit gebeurde door de tuin als bouwgrond te bestemmen en een nieuwbouwproject over het oude gebouw en de tuin te projecteren, waardoor er een langgerekt modernistisch gebouw kon worden gebouwd. De gebroeders Evert en Herman Kraaijvanger, bekend van onder meer de oude Doelen en Central Post, maakten het ontwerp. Passend bij de allure van bedrijf en omgeving hulden ze het gebouw in grijsgroene Muschel-kalksteen.
Het werd in twee fases gebouwd: eerst werd de tuin volgebouwd en daarna, na sloop van het oude pand, de kop van het gebouw aan de Heemraadssingel. Het gebouw van Verheul, waar ogenschijnlijk niets aan mankeerde, werd zonder tegengas gesloopt. In de archieven is in elk geval geen enkel verslag van de welstandscommissie te vinden dat rept over deze ingreep. Van het gebouwde oeuvre van Verheul, ironisch genoeg de voorzitter van de eerste Rotterdamse welstandscommissie, was een groot deel verloren gegaan in het bombardement. Nu werd een van zijn overgebleven gebouwen ook gesloopt. Het slopen was een grove actie, misschien wel om de herinnering aan de gruwelijke SD-praktijken uit te wissen. Dit verlies valt zeker te betreuren, maar het heeft die plek een, door het formaat en de bouwstijl, uniek gebouw opgeleverd.



Buitenissig


Dat is wat mij betreft de reden om het te koesteren. En ik ben niet de enige. De Rotterdamse welstandscommissie noemt dit soort gebouwen ‘buildings you must dare to love’ en pleit ervoor deze niet zozeer als dissonant te beschouwen, maar ‘door te bouwen op wat de bestaande stad te bieden heeft’. Het tekent onze tijdsgeest, waarin gebouwen gewaardeerd worden voor hun duurzame nut voor de stad. Gebouwen dienen een tweede, derde en vierde leven te krijgen. Daarbij moet worden voortgebouwd op hun architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten en gebruik worden gemaakt van zo veel origineel materiaal als mogelijk. Dit vergt een aandachtige en liefdevolle beschouwing van ontwikkelaars en architecten voor het materiaal waar ze mee moeten werken.
Dat is dus precies wat hier niet gebeurt. Het volume van het gebouw wordt gekoesterd vanwege de mogelijkheid het te vullen met verkoopbaar vloeroppervlak, maar verder moet het opgaan in zijn omgeving. Verkleinen van het gebouw is geen optie, want dat doet de business-case geen goed. Met allerlei optische elementen (balkons, verticale stroken baksteen, etc.) wordt daarom maar gepoogd het volume te camoufleren. Tegelijk wordt alle lucht eruit geknepen. Zo keert de kopgevel zich momenteel nog af van de naastgelegen panden en richt zich op de Heemraadsbrug, net als bij het Sanatorium van Verheul. In de nieuwe situatie wordt de kopgevel evenwijdig aan de Heemraadssingel gelegd, zodat er nog meer vloeroppervlak gemaakt kan worden. Het resulteert erin dat deze kenmerkende stedenbouwkundige geste verloren gaat. Het gebouw neemt daarmee van de stad en geeft er in mijn ogen weinig voor terug.
Aan het gegeven dat een buitenissig pand de unieke gelegenheid biedt om iets buitenissigs te doen is helaas voorbijgegaan. Misschien had het gebouw nog wel twee keer zo hoog gemaakt kunnen worden. Ook mij lijkt het heerlijk om in Rotterdam-West eens niet tot een pijpenla veroordeeld te hoeven zijn, maar voor een brede woning met wijds uitzicht te kunnen kiezen met een corner-office als woonkamer. Ik zie de Madmen-achtige branding van een dergelijk woongebouw al helemaal voor me: Open ramen, wapperende gordijnen en een glas Whiskey. Madison Avenue aan de Mathenesserlaan. Kans gemist.

https://versbeton.nl/2019/04/een-buitenissig-pand-een-gemiste-kans/